Version française

English version

 

Nederlandse printversie

 

 

 

 

 

 

 

logo BCC petit

 

 

 

Nieuwe FIDE-REGELS vanaf 1 januari 2018:

RAPIDSCHAAK (A), SNELSCHAAK (B)

en RICHTLIJN III over de PARTIJEN ZONDER INCREMENT

 

 

A. Rapidschaak

 

A.1 BijRapidschaakmoeten alle zetten worden voltooid binnen een vastgestelde tijd van meer dan tien minuten maar minder dan zestig minuten per speler of moet de toegekende tijd vermeerderd met zestigmaal de toegevoegde tijd per zet meer dan tien minuten zijn, maar minder dan zestig minuten per speler.

 

A.2 Spelers behoeven hun zetten niet op te schrijven, maar verliezen niet het recht tot claimen, normaal gebaseerd op de notatie. Een speler mag de arbiter altijd om een notatieformulier vragen om de zetten te noteren.

 

A.3.1 De Wedstrijdregels zijn van toepassing als:

A.3.1.1 één arbiter toezicht heeft op maximaal drie partijen en

A.3.1.2 elke partij genoteerd wordt door de arbiter of zijn assistent en, zo mogelijk, met behulp van elektronische hulpmiddelen wordt vastgelegd.

A.3.2 Een speler mag, als hij aan zet is, altijd de arbiter of zijn assistent vragen om het notatieformulier te laten zien. Een speler mag dit verzoek maximaal vijf keer per partij doen. Vaker dan vijf keer moet als hinderen van de tegenstander worden beschouwd.

 

A.4 Als artikel A.3 niet van toepassing is:

A.4.1 Zodra beide spelers vanuit de beginopstelling tien zetten hebben voltooid:

A.4.1.1 kan geen correctie worden toegepast op de instelling van de schaakklok, tenzij het niet corrigeren een negatief effect heeft op het wedstrijdschema.

A.4.1.2 kan er geen claim meer ingediend worden met betrekking tot een onjuiste beginopstelling of een verkeerd geplaatst schaakbord. In het geval van verkeerde plaatsing van de koning is rokeren niet toegestaan. In het geval van verkeerde plaatsing van een toren is rokeren met deze toren niet toegestaan.

A.4.2 Als de arbiter een overtreding waarneemt zoals beschreven in de artikelen 7.5.1, 7.5.2, 7.5.3 of 7.5.4, moet hij handelen volgens artikel 7.5.5, vooropgesteld dat de tegenstander nog niet zijn volgende zet gedaan heeft. Als de arbiter niet ingrijpt, mag de tegenstander claimen, vooropgesteld dat de tegenstander nog niet zijn volgende zet gedaan heeft. Als de tegenstander niet claimt en de arbiter niet ingrijpt, blijft de onreglementaire zet gehandhaafd en de partij wordt voortgezet. Als de tegenstander een onreglementaire zet heeft beantwoord kan deze niet meer worden gecorrigeerd, tenzij de spelers dit besluiten zonder tussenkomst van de arbiter.

A.4.3 Om de winst na tijdsoverschrijding te claimen mag betrokkene de schaakklok stilzetten en de arbiter hiervan in kennis stellen. Echter, de partij is remise als de stelling zodanig is dat de claimende speler de koning van de tegenstander nooit mat kan zetten, door welke reeks van reglementaire zetten dan ook.

A.4.4 Als de arbiter waarneemt dat beide koningen schaak staan of dat er een pion op de verste rij van zijn uitgangspositie staat, dan moet de arbiter wachten tot de volgende zet is voltooid. Daarna, als de onreglementaire stelling nog steeds op het bord staat, moet hij de partij remise verklaren.

A.4.5 Als de arbiter het vallen van een vlag waarneemt, moet hij het melden.

 

A.5 Het wedstrijdreglement moet omschrijven of artikel A.3 of artikel A.4 geldt voor de hele wedstrijd.

 

NB: voor de Rapidschaaktoernooien van de Brussels Chess Club geldt artikel A.4.

 

Claimen normaal gebaseerd op de notatie (3-maal dezelfde stelling, 50 zetten) zijn voortaan wettig.

De koning schaak laten staan is een onreglementaire zet evenals het slaan van de koning van de tegenstander.

De gepromoveerde pion niet vervangen is een onreglementaire zet.

Twee handen gebruiken voor één zet (in geval van rokeren, slaan of promotie) wordt nu ook beschouwd als een onreglementaire zet,

alsook de klok indrukken zonder een zet te doen.

Onreglementaire zetten die volgens art. 7.5.5. waargenomen of geclaimd worden nadat ze voltooid werden, leiden tegenwoordig tot dezelfde straffen, in eender welk tempo (b.v. 2 minuten voor de tegenstander bij de eerste fout, verlies van de partij bij de tweede fout).

 

De richtlijn III (zie hier beneden) over de partijen zonder increment, waaronder Versneld Beëindigen, is van kracht.

 

 

B. Snelschaak

 

B.1 Bijsnelschaakmoeten alle zetten worden voltooid binnen een vastgestelde tijd van tien minuten of minder per speler of moet de toegekende tijd vermeerderd met zestigmaal de toegevoegde tijd per zet tien minuten of minder per speler zijn.

 

B.2 De straffen genoemd in de artikelen 7 en 9 van de Wedstrijdregels zijn één in plaats van twee minuten.

 

B.3.1 De Wedstrijdregels zijn van toepassing als:

B.3.1.1 één arbiter toezicht heeft op één partij en

B.3.1.2 elke partij genoteerd wordt door de arbiter of zijn assistent en, zo mogelijk, met behulp van elektronische hulpmiddelen wordt vastgelegd.

B.3.2 Een speler mag, als hij aan zet is, altijd de arbiter of zijn assistent vragen om het notatieformulier te laten zien. Een speler mag dit verzoek maximaal vijf keer per partij doen. Vaker dan vijf keer moet als hinderen van de tegenstander worden beschouwd.

 

B.4 Als B.3 niet van toepassing is dan worden de partijen gespeeld volgens de Regels voor Rapidschaak zoals vermeld in de artikelen A.2 en A.4.

 

B.5 Het wedstrijdreglement moet omschrijven of artikel B.3 of artikel B.4 geldt voor de gehele wedstrijd.

 

NB: voor de Snelschaaktoernooien van de Brussels Chess Club geldt artikel B.4.

Nu gelden dezelfde regels voor het Snel- als voor het Rapidschaak!

 

 

Richtlijn III. Partijen zonder increment, waaronder Versneld Beëindigen.

 

III.1 ‘Versneld Beëindigenbetreft de periode van een partij waarin alle resterende zetten moeten worden voltooid in een beperkte tijd.

 

III.2.1 Onderstaande richtlijnen betreffende de laatste periode van een partij waaronder Versneld Beëindigen, mogen alleen worden toegepast als dit vooraf aangekondigd is.

III.2.2 Dit aanhangsel kan alleen van kracht zijn op partijen die vallen onder de standaardregels en onder de Regels voor Rapidschaak, zonder toegevoegde tijd per zet en niet op partijen onder de Regels voor Snelschaak.

 

III.3 Als beide vlaggen zijn gevallen en het onmogelijk is vast te stellen welke vlag het eerst viel, dan:

III.3.1 moet de partij worden voortgezet als dit gebeurt in een periode die niet de laatste is.

III.3.2 is de partij remise als dit gebeurt in een periode waarbinnen alle resterende zetten moeten worden gedaan.

 

III.4 Als de aan zet zijnde speler minder dan twee minuten op zijn klok over heeft, dan mag hij verzoeken om verder te spelen met 5 seconden increment voor beide spelers. Dit is ook een remiseaanbod/-voorstel. Als dit remisevoorstel wordt afgewezen en de arbiter gaat akkoord met het eerder genoemde verzoek dan moet die extra tijd op de schaakklok worden ingesteld. De tegenstander krijgt twee minuten extra tijd en de partij wordt voortgezet.

 

III.5 Als artikel III.4 niet van kracht is en de aan zet zijnde speler minder dan twee minuten op zijn klok over heeft, dan mag hij remise claimen voor zijn vlag valt. Hij moet de arbiter waarschuwen en mag de schaakklok stilzetten (zie artikel 6.11.2). Hij mag claimen dat het niet mogelijk is dat zijn tegenstander op een normale manier kan winnen en/of dat zijn tegenstander geen poging doet de partij op een normale manier te winnen.

III.5.1 Als de arbiter er mee instemt dat de tegenstander geen poging doet de partij op een normale manier te winnen, of dat de tegenstander de partij niet op een normale manier kan winnen, dan moet hij de partij remise verklaren. Anders moet hij zijn beslissing uitstellen of de claim afwijzen.

III.5.2 Als de arbiter zijn beslissing uitstelt, dan kan aan de tegenstander twee minuten extra bedenktijd worden toegekend en moet de partij worden voortgezet, indien mogelijk in aanwezigheid van een arbiter. De arbiter moet de definitieve uitslag later in de partij meedelen of zo snel mogelijk nadat er een vlag is gevallen. Hij moet de partij remise verklaren als hij ermee instemt dat de tegenstander van de speler wiens vlag is gevallen niet kan winnen op een normale manier, of dat de tegenstander niet voldoende geprobeerd heeft op een normale manier te winnen.

III.5.3 Als de arbiter de claim heeft afgewezen dan moet aan de tegenstander twee minuten extra bedenktijd toegekend worden.

 

III.6 Het volgende is van kracht voor een wedstrijd buiten aanwezigheid van een arbiter:

III.6.1 Een speler mag remise claimen als hij minder dan twee minuten op zijn klok over heeft en voordat zijn vlag is gevallen. Dit beëindigt de partij.

Hij mag claimen op basis van het feit

III.6.1.1 dat zijn tegenstander niet op een normale wijze kan winnen, en/of

III.6.1.2 dat zijn tegenstander geen poging doet om op een normale wijze te winnen.

In III.6.1.1 moet de speler de eindstelling opschrijven en zijn tegenstander moet dit verifiëren.

In III.6.1.2 moet de speler de eindstelling opschrijven en een volledig bijgewerkt notatieformulier overleggen. De tegenstander moet het notatieformulier en de eindstelling verifiëren.

III.6.2 De claim moet worden voorgelegd aan de toegewezen arbiter.